Handleiding InfraCAD CE

Meetcodering Editor

 

Nadat uit het selectieveld gekozen is welke Meetcodering beheerd moet worden, zal een dialoogvenster worden getoond met alle meetcoderingen die hierin zijn opgegeven.

Bij de installatie van InfraCAD CE worden twee default meetcoderingen opgeslagen:

Topcon Field - NLCS v5.0

Trimble Access - NLCS v5.0

Deze kunnen niet worden overschreven en niet worden verwijderd. Ze kunnen wel als basis gebruikt worden om een eigen meetcodering samen te stellen. Ook is het mogelijk om meerdere meetcoderingen te beheren om zo per meting een andere verwerking toe te passen. Zo kan buiten dezelfde meetcode gebruikt worden en binnen een andere weergavestijl voor elke opdrachtgever.

 

Opslaan/Verwijderen/Importeren

Met de keuzeknop rechts onderin kan de meetcodering worden opgeslagen, opgeslagen met een nieuwe naam, worden verwijderd, een nieuwe, lege meetcodering worden begonnen, of een meetcodering uit InfraCAD CE v8 of eerder worden geïmporteerd. InfraCAD CE v8 of eerder is niet compatibel met v9 of hoger. Om de oude meetcodering te blijven gebruiken, dient deze eerst te worden geïmporteerd. Eventuele fouten zoals het ontbreken van een NLCS symbool of NLCS object, dient eerst te worden opgelost voordat de meetcodering gebruikt kan worden.

 

Puntcodes

Een puntcode wordt gebruikt om een enkel punt te presenteren in de tekening door middel van een symbool. Bijvoorbeeld een boom of lichtmast. Het is mogelijk om nieuwe puntcodes toe te voegen, te wijzigen, te verwijderen of te dupliceren. Door op een puntcode te dubbelklikken, kan deze worden gewijzigd in het dialoogvenster dat geopend wordt.

Gekozen kan worden voor een symbool uit de NLCS Bibliotheek, of uit de huidige tekening. In beide gevallen wordt het symbool opgeslagen in de cache, om te voorkomen dat in een later stadium het symbool niet gevonden kan worden. Bijvoorbeeld als een symbool uit de huidige tekening wordt gekozen, terwijl een meting later in een andere tekening of template wordt verwerkt waar dit symbool zich niet bevindt.

Om de puntcode te gebruiken in de meting, is een Code noodzakelijk.

Om overzichtelijk weer te geven in de Editor, kan een Groep worden geselecteerd of ingevoerd, en een Omschrijving worden opgegeven. De omschrijving wordt ook getoond tijdens het verwerken.

Ook kan worden ingesteld dat het symbool geroteerd dient te worden naar het volgende gemeten punt, en of het symbool verschaald dient te worden. Hierbij kan worden aangegeven of een parameter gebruikt dient te worden

Daarnaast kan worden aangegeven of het symbool gebruikt mag worden voor het maken van een Civil 3D Surface. Bij het meten van bijvoorbeeld nokhoogten is het niet slim om deze toe te passen in een Surface, maar bijvoorbeeld een lichtmast weer wel, omdat deze op maaiveldniveau wordt gemeten.

Als het symbool attributen bevat, dan kan per attribuut worden verwezen naar gegevens uit de meetregel. Via het rechter muisknop menu kunnen de geldige waarden worden gekozen.

 

Lijncodes

Een lijncode wordt gebruikt om gemeten punten met dezelfde lijncode te verbinden met een lijn. Het is mogelijk om nieuwe lijncodes toe te voegen, te wijzigen, te verwijderen of te dupliceren. Door op een lijncode dubbel te klikken, kan deze worden gewijzigd in het dialoogvenster dat geopend wordt.

Gekozen kan worden voor een object uit de NLCS Bibliotheek, of uit de huidige tekening. In beide gevallen wordt het object opgeslagen in de cache, om te voorkomen dat in een later stadium het object niet gevonden kan worden. Bijvoorbeeld als een laagnaam uit de huidige tekening wordt gekozen, terwijl een meting later in een andere tekening of template wordt verwerkt waar deze laagnaam zich niet bevindt.

Om de lijncode te gebruiken in de meting, is een Code noodzakelijk.

Om overzichtelijk weer te geven in de Editor, kan een Groep worden geselecteerd of ingevoerd, en een Omschrijving worden opgegeven. De omschrijving wordt ook getoond tijdens het verwerken.

Ook kan worden aangegeven of de lijn gebruikt mag worden voor het maken van een Civil 3D Surface. Bij het meten van bijvoorbeeld boomkruinen is het niet slim om deze toe te passen in een Surface, maar bijvoorbeeld een verhardingslijn weer wel, omdat deze op maaiveldniveau wordt gemeten.

Daarnaast kan worden aangegeven of op elk knikpunt van de lijn een bepaalde puntcode toegepast moet worden en of deze geroteerd dient te worden langs de lijn. Zo kan eenvoudig om een bomenrij-lijn een boom worden geplaatst op elk knikpunt, of een gemeten hoogte op een verhardingslijn.

Om ineens offset-lijnen te tekenen die altijd op een vaste waarde liggen, kan dit in de meetcode worden aangegeven tot een maximum van 4 stuks. Dit staat los van het meten van optionele offsets door een punt of opgegeven waarde.

 

Stuurcodes

InfraCAD CE kent meerdere stuurcodes die in combinatie met lijncodes verwerkt worden. Voor elke stuurcode kan een Code en een Omschrijving worden ingevuld. De omschrijving wordt ook getoond tijdens het verwerken.

 

Profielpuntcodes

Een profielpuntcode wordt gebruikt om een projectie te presenteren in een dwars- of lengteprofiel in de tekening door middel van een symbool. Bijvoorbeeld een zijaanzicht van een boom of lichtmast. Het is mogelijk om nieuwe profielpuntcodes toe te voegen, te wijzigen, te verwijderen of te dupliceren. Door op een profielpuntcode te dubbelklikken, kan deze worden gewijzigd in het dialoogvenster dat geopend wordt.

Gekozen kan worden voor een symbool uit de NLCS Bibliotheek, of uit de huidige tekening. In beide gevallen wordt het symbool opgeslagen in de cache, om te voorkomen dat in een later stadium het symbool niet gevonden kan worden. Bijvoorbeeld als een symbool uit de huidige tekening wordt gekozen, terwijl een meting later in een andere tekening of template wordt verwerkt waar dit symbool zich niet bevindt.

Om de profielpuntcode te gebruiken in de meting, is een Code noodzakelijk.

Om overzichtelijk weer te geven in de Editor, kan een Groep worden geselecteerd of ingevoerd, en een Omschrijving worden opgegeven. De omschrijving wordt ook getoond tijdens het verwerken.

Ook kan worden ingesteld waar het symbool geplaatst dient te worden in het zijaanzicht: op het knikpunt of op het segment (op, aan onderzijde of bovenzijde profielraster).

Daarnaast kan optioneel een arcering worden opgegeven en de kleur worden gekozen, om zo onder het gemeten segment een kleine arcering te tonen.

Als het symbool attributen bevat, dan kan per attribuut worden verwezen naar gegevens uit de meetregel. Via het rechter muisknop menu kunnen de geldige waarden worden gekozen.

 

Vervanging attributen

Om het meten buiten te vereenvoudigen, kan een afkortingenlijst worden ingesteld voor attribuutwaarden. Zo kan buiten een korte attribuutwaarde worden ingevoerd, bijvoorbeeld 'beuk', terwijl tijdens de verwerking dan de Latijnse benaming 'Fagus sylvatica' wordt toegepast.

 

Vervanging profiellijnen

Om profiellijnen buiten eenvoudiger in te kunnen voeren, kan een afkortingenlijst worden ingesteld. Zo kan buiten de profiellijn 'mv' worden gemeten, terwijl tijdens de verwerking de profiellijn 'Maaiveld' wordt toegepast.

 

 


InfraCAD CE v9.0

ARKANCE Nederland © 2025