HANDLEIDING INFRACAD

Bijschriften

 

Binnen de ‘Bijschriften’ functionaliteit wordt veelvuldig gebruik gemaakt van “dynamische invoer”. U kunt dan tijdens het uitvoeren van een functie opties in beeld brengen door op de [Pijl Omlaag] toets te drukken of deze in te voeren op de commandoregel. Daarnaast kunnen de volgende instellingen worden vastgelegd:

Tekst opnemen in arcering

Bij het plaatsen van een bijschrift bij een Arcering object heeft u de mogelijkheid deze in de AutoCAD Hatch op te nemen. De Arcering wordt dan achter en rond de geplaatste Text “opengeknipt”. U kunt dit indien gewenst voorkomen door het vinkje bij “Tekst opnemen in arcering” weg te halen.

Markering

De MLeader van het Bijschrift krijgt standaard het type markering van het actieve ‘Tekst’ object van de NLCS-module mee. Wilt u snel forceren dat de ‘Bijschriften’ functionaliteit altijd een Pijl of altijd een Bol gebruikt ongeacht het actieve object, dan kunt u dat hier instellen.

NLCS-object van het Bijschrift

Het bijschrift krijgt de opmaak van het actieve ‘Tekst’ object van de NLCS-module:

De volgende eigenschappen zijn daarbij van toepassing:

Kleur

Lijntype

Lijndikte

Teksthoogte

Cursief (ja/nee)

Type markering (Pijl of Bol)

TER INFO: De teksthoogte (grootte) is hierbij de getoonde hoogte van de tekststijl vermenigvuldigd met de actieve Schaal, afhankelijk van de geselecteerde “Eenheid”.

Is de optie “Actieve ‘Tekst’ “ geselecteerd, dan zal deze ook bepalen welk NLCS-object voor het Bijschrift van toepassing is (oftewel: op welke Layer de MLeader of Text wordt geplaatst). In het voorbeeld op de afbeelding is dit het NLCS-object “WATERWEGMEUBILAIR”.

Is de optie “Geselecteerde Entity” actief, dan zal het NLCS-object van de in de tekening geselecteerde Entity worden vastgelegd, en vervolgens worden toegepast als NLCS-object voor het Bijschrift.

 

InfraCAD v8.2

Copyright © 2024 ARKANCE